Terreur van God?

Sleutelwoorden: Religie, Geweld, Terrorisme, Offer, Martelaarschap

Terreur van God ? Notities over geweld, terrorisme en religie

Of:

Het nieuw-religieuze verlangen deel II

Anton van Harskamp

Om … te ontdekken wat een onstellende paradox het geloof is. Een paradox die in staat is om een moord tot een heilige en God welgevallige handeling te maken (S. Kierkegaard, Vrees en beven: dialectische lyriek door Johannes de silentio, Budel: Damon 2006 [oorspr. 1843] 58)

If you follow Jesus and don’t end up dead, it appears you have some explaining to do (Terry Eagleton, Reason, Faith, and Revolution: Reflections on the God Debate, New Haven/London: Yale UP 2009, 27)

Opmerkelijk: religie lijkt in onze cultuur nauwelijks nog betekenis te hebben, maar secularisten en andere atheïsten blijven klagen over de destructieve invloed van religie in onze cultuur. Een man als Paul Cliteur bijvoorbeeld vindt dat veel van de gewelddadigste conflicten en problemen in onze tijd met religie van doen hebben.[1] En aanhangers van ‘het nieuwe atheïsme’ vinden dat ook. Religie is volgens het nieuwe atheïsme als culturele macht niet getemd, nee, religie is in onze cultuur potentieel een gewelddadige macht en dient dan ook van het culturele en maatschappelijke terrein verdrongen te worden!

De vraag is: heeft het nieuwe atheïsme een punt? Heeft religie met geweld van doen, heelft religie mogelijkerwijs een gewelddadig karakter?

Lange tijd heb ik gedacht dat tengevolge van secularisatie, dat is van betekenisverlies van religie voor individu en samenleving, religie meer en meer een private aangelegenheid wordt, en dat religie om die reden maatschappelijk en cultureel krachteloos, sociaal onschuldig en ‘lief’ aan het worden is, althans: in onze tijd en in onze streken. Omdat in een seculariserende en individualiserende cultuur religie steeds meer en steeds vaker ‘alleen nog maar’ in dienst lijkt te staan van het zoeken naar spiritueel welzijn of authenticiteit van de enkele persoon, dus omdat, zegt de Franse cultuursocioloog Marcel Gauchet, religie alleen nog maar ‘identitair’ gedefinieerd en beleefd wordt, daarom is religie sociaal-cultureel gezien niet meer een kracht om rekening mee te houden.[2] Maar, door het nieuwe atheïsme uitgenodigd, ga ik nu nadenken over de vraag of religie een geweldspotentieel heeft – ik schrijf ‘potentieel’ omdat het duidelijk is dat religie niet altijd en overal onmiddellijk gewelddadig is.

Op deze website hoop ik een aantal korte studies te plaatsen, dat is aspecten te beschouwen van de verhouding tussen religie en geweld. Hieronder treft u een inleiding op die beschouwingen van ‘aspecten van de verhouding tussen religie en geweld’. Deze inleiding begint met een nadere uitwerking van de thematiek religie en geweld, in het bijzonder terroristisch geweld, en wordt besloten met een aanduiding van de komende studies die er hopelijk komen, en … met enkele stellingen die in komende studies – ook hopelijk – nader toegelicht en uitgewerkt zullen worden.

Inleiding

1. Breng het onderwerp ‘religie en geweld’ ter sprake en er ontstaan discussies, vaak verhitte discussies. Meestal zijn er in het publieke debat en ‘in de academie’ twee partijen of twee ‘scholen’.

1.1. In het publieke debat is er aan de ene kant een partij die zelfs al de vraag naar de mogelijke relatie tussen religie en geweld ongepast vindt en die verontwaardigd raakt over de suggestie dat religie tot geweld kan leiden. Leden van die partij menen dat religie een spirituele zaak is en simpelweg niet kán leiden tot geweld, omdat het in religie – we ‘beperken’ ons maar tot de wereldgodsdiensten christendom en islam – om gerichtheid op God en uiteindelijk om het goede leven zou gaan. Voor de leden van deze partij is een relatie tussen religie en geweld ondenkbaar. Zij lijken er geen moeite mee te hebben om uit alle zogenaamd religieuze gewelddadigheden, als de oudtestamentische verhalen over veroveringsgoorlogen in het Oude Testament, de geweldsretoriek in de Koran, de kruistochten of hedendaagse terroristische aanslagen van moslims, ‘echte’ religie en ‘echt’ geloof weg te verklaren en de gewelddadigheden te herleiden tot ‘historie’ of tot symboliek of tot etnische, economische, of gewoon politieke strijd.

1.2. De andere partij in het publieke debat kan weliswaar ook vinden dat religie een puur persoonlijke zaak behoort te zijn, en dat geloven alleen een spiritueel innerlijk gebeuren mag zijn, maar deze partij vindt echter, juist vanwege hun oordeel dat religie een zaak van het individuele innerlijk moet zijn, dat wanneer religie buiten dat spirituele innerlijke domein treedt, ze onderdrukkend en soms letterlijk levensgevaarlijk kan worden. Deze mensen, meestal Westerse, ‘verlichte’, liberale intellectuelen, als hier in Nederland de zojuist al genoemde Paul Cliteur, in Engeland en de V.S. de apocalyptische ruiters van ‘het nieuwe atheïsme’, Richard Dawkins, Sam Harris en de onlangs overleden Christopher Hitchens, menen dat religie, waar die naar buiten treedt, uit het domein van de private innerlijkheid, een bron van onderdrukking kan worden, niet zelden ook een bron van geweld.[3]

2. ‘In de academie’, in de sfeer van de godsdienstwetenschappen en de ‘religious studies’ zijn soortgelijke ‘partijen’ te onderscheiden.[4]

2.1. Aan de ene kant staan wetenschappers die in hun theorieën laten weten dat religie wezenlijk ‘goed’ is, en dat waar gelovigen en religieuze groepen toch geweld uitoefenen dat geweld niet van religieuze aard is, maar van politieke of sociale, of gewoon psychische aard. Deze wetenschappers gaan er doorgaans van uit dat waar en wanneer religies gewelddadig worden, we met afwijkingen van echte religie te maken hebben. De Amerikaan Bruce Lawrence bijvoorbeeld, een man die in 1989 kwam met een mooie studie over fundamentalisme in jodendom, christendom en islam, suggereert dat de fundamentalistische ‘defenders of God’ – verdedigers van een in de seculiere wereld geleidelijk verdwijnende God – een afwijkende vorm van religie representeren, en dat het geweldspotentieel in fundamentalistische bewegingen niet zozeer religieus van aard is maar vooral politiek en maatschappelijk bemiddeld is. In overeenstemming met zijn idee dat ‘echte’ religie niet tot geweld kán leiden, ontmaskert Lawrence in een studie uit 1998 de mythe dat in het bijzonder de islam inherent geweldddadig zou zijn en poneert hij dat geweld in de islam (en andere monotheïstische religies) een aberratie is in plaats van de (authentieke religieuze) norm!

2.2. Aan de andere kant staan ‘in de academie’ mensen die vinden dat religie wel degelijk gewelddadig kan zijn. In de literatuur zijn er nogal wat wetenschappers te vinden die menen dat in het bijzonder monotheïstische religies een sterk geweldspotentieel hebben. Regina M. Schwartz bijvoorbeeld, hoogleraar Engelse literatuur en religie aan de Northwestern University (Evanston, Illionois, niet ver van Chicago) betoogt dat monotheïsme inherent gewelddadig is. Zij werkt in haar boek The Curse of Cain (1997) de betrekkelijk oude idee uit dat de bron van alle geweld ligt in de formatie van een (verbeelde) collectieve identiteit van een groep mensen die zich onderwerpen aan één Godheid. Een formatie van één collectieve (sociaal-culturele en politieke identiteit onder één God die deze collectieve identiteit leidt, bestuurt en waaraan ieder zich moet onderwerpen, leidt volgens Schwartz niet alleen tot de uitsluiting van buitenstaanders, maar ook tot de voortdurende creatie (constructie) van buitenstaanders in de eigen gemeenschap en tot devaluatie van anderen buiten de eigen groep. Met andere woorden: in de eenheid van het monotheïsme ligt altijd de mogelijkheid besloten van geweld tegen de ander in de eigen groep en tegen anderen buiten de groep.

3. Even tussendoor, voordat we verder gaan, in deze studies naar (aspecten) van de relatie tussen geweld en religie zal een middenpositie ingenomen worden tussen de twee zonet aangeduide ‘partijen’. Ik denk dat de gedachte dat religie niets met geweld te maken heeft onjuist is, maar ik meen ook dat de gedachte dat religie ‘wezenlijk’ inherent gewelddadig is te simplistisch is. De relatie tussen religie en geweld is complex en paradoxaal. Aan de ene kant is te verdedigen dat religie een vorm van verklaring en duiding van geweld is. De christelijk idee van erfzonde bijvoorbeeld is een ‘duiding’ van het gegeven dat door de geschiedenis heen geweld hoort bij het bestaan: religie kan een wijze zijn van doorzien van geweld en daarmee kan religie een mogelijke uitweg bieden, een ‘verlossing’ van geweld.[5] Zo gezien is religie gericht op geweldloosheid. Aan de andere kant is, zo zal uiteindelijk betoogd worden, religie, juist doordat ze de wereld van geweld wil verlossen, ook voortdurend besmet door geweld, is religie dus in potentie een gewelddadige manier om geweld uit te bannen: religie wil ons verlossen van geweld, maar heeft paradoxaal genoeg ook een geweldspotentieel.

4. Verder nog even met de controverses en debatten over geweld en religie. Die kunnen ook zo verhit raken omdat de begrippen geweld en religie op het eerste gezicht wel duidelijk lijken, maar dat bij nadere beschouwing niet zijn, en omdat de werkelijkheden waarnaar die begrippen verwijzen ons verwarren en emotioneel raken. Met als één gevolg dat het moeilijk wordt om in een discussie elkaar duidelijk te maken dat men over dezelfde zaak redenerend twist.

4.1. Neem het woord ‘religie’. Dit relatief moderne begrip - de term 'religie' is al oud, maar het begrip 'religie' werd pas in de de zestiende eeuw gebruikt - is niet een begrip van gelovigen zelf, maar van buitenstaanders. Het is feitelijk een cultureel-antropologische term, geen intern-religieuze of theo-logische term.[6] Wat in een gesprek over religie de moeilijkheid oplevert: spreken we echt wel over datgene waar het in de religie om gaat, moeten we niet vanuit een geloof spreken? Anders gevraagd: begrijpen wetenschappers en andere door het niet-religieuze denken beïnvloede mensen die onvermijdelijk seculier denken, religie eigenlijk wel? Nog een ander probleem wanneer we over religie spreken:

Waar hebben we het eigenlijk over wanneer we over religie spreken? Spreken we over geloofsovertuigingen, of over sentimenten of over gedragingen of over instituties? En wat is precies de eenheid in een begrip als de christelijke of de islamitische religie, hebben we het wel over ‘iets’ dat bestaat wanneer we het over religie of over religies praten? En: kunnen we überhaupt zeggen dat religie een precies af te bakenen verschijnsel in de samenleving is dat al of niet een bron is van geweld is? Of is het een fout om te menen dat religie een precies van staat en politiek en andere seculiere domeinen afbakenbaar sociaal en cultureel systeem is, een systeem dat dus al of niet tot geweld kan leiden?[7]

4.2. Minstens zoveel onduidelijkheid kleeft aan het begrip ‘geweld’ en aan de schokkende en verwarrende werkelijkheid die geweld is. Als begrip is geweld niet precies te omschrijven, het kan fysiek zijn en niet fysiek, het kan alleen bestaan in de ‘eye of the beholder’ dus alleen voor sommigen zichtbaar en voor andere onzichtbaar zijn, het kan legitiem en illegitiem zijn, het kan zichzelf als het ware in het leven roepen, nergens door veroorzaakt worden, en toch in een vreselijke realiteit doorwoekeren en een niet precies te begrijpen keten van gewelddadige gebeurtenissen oproepen.[8] En geweld, schreef Cornelis Verhoeven ooit, is altijd meer, letterlijk ‘overweldigender’ dan mensen verwachten. Het is volgens hem juist dat gegeven van het overweldigende, van het over mensen heen komen, van zeg maar het transcendente karakter van geweld, dat maakt dat geweld een ongrijpbaar mysterie is, een mysterie dat het denken weliswaar stimuleert maar dat nooit volledig door mensen gevat kan worden, als alles wat transcendent is.[9]

5. Terzijde: is de onduidelijkheid groot wanneer het over religie en geweld in het algemeen gaat, nog groter wordt de verwarring wanneer men nadenkt over de mogelijke relatie tussen religie en terrorisme gelegd wordt, in het bijzonder tussen religie en zelfmoordterrorisme.

5.2. Want (zelfmoord)terrorisme onttrekt zich volgens velen aan een begrijpelijk oorzaak of aanleiding, of die nu religie is of wat anders. Zelfmoordaanvallen, schreef de Engelse cultuurtheoreticus Terry Eagleton, hebben niet alleen de bedoeling om terreur, dat is diepe vrees en horror, te veroorzaken, maar ook om de wereld om de aangevallenen heen zo te schokken dat de geest en het denken verward raakt.[10] En terrorisme lijkt onbedoeld inderdaad het denken van velen in het Westen te schokken en in de war te brengen! Een uitdrukking daarvan is de nadruk die nogal eens gelegd wordt op de uiteindelijke onbegrijpelijkheid van zelfmoordaanslagen. Het is immers heel gewoon om aan te geven dat zelfmoordterrorisme alle begrip te boven gaat, niet te begrijpen is, of te zeggen dat zelfmoordterrorisme een duivels kwaad is, waarmee het uiteindelijk als onbegrijpelijk weg gezet wordt.[11] Alleen al het sterk met negatieve emoties geladen woord ‘terrorist’ geeft al aan dat terroristen waanzinnige en volstrekt irrationele figuren zijn en dat achter hun terroristische daden ‘alleen maar’ een onbegrijpelijk ‘kwaad’ schuilt. Het is volgens velen dan ook onmogelijk, het wordt vaak niet eens bedacht, dat terroristen, de kapers van 9/11 bijvoorbeeld, of Mohammed B., of Palestijnse zelfmoordterroristen, ook uit ‘redelijke’, laat staan authentiek religieuze motieven handelden.

5.3. Wij westerlingen, gewend als we zijn om religie als een geestelijk, innerlijk gebeuren te zien, vinden het heel moeilijk om religie en terrorisme met elkaar in verband te brengen. Waar het bijvoorbeeld om islam en terrorisme gaat, is een uitdrukking van de onwil om zelfmoordterrorisme en religie in verband te brengen, de overtuiging dat terrorisme geen specifiek religieus, islamitisch verschijnsel is: men meent dat terrorisme niet voort kan komen uit echte religie. Men beweert hooguit dat het een extreem geradicaliseerde Islam is dat terroristische aanvallen uitvoert.[12] De vroegere president van 'Amerika', Georg Bush jr., wist bijvoorbeeld zeker dat 9/11 niet kon voortkomen uit de islam als religie. Uiteraard waren zijn uitspraken om de islam te vrijwaren van terrorisme, ook ingegeven door politiek belang: hij wilde niet de islamistische wereld beledigen. Maar het blijft toch opmerkelijk dat politici kennelijk zich in staat achten om een onderscheid te maken tussen de echte en de niet-echte religie en daarmee religie vrij houden van betrokkenheid bij terrorisme. Overigens, niet alleen politici, ook zij die godsdienst bestuderen, godsdienstwetenschappers, godsdienstfilosofen, theologen, troosten zich vaak, zoals net al aangegeven, met de gedachte dat religieus geïnspireerd terrorisme niet meer dan een misvorming en een perversie is van ‘echte’ religieuze overtuigingen en gevoelens.[13]

5.4. Maar in de komende studies zal ik proberen aan te geven dat dit zeer waarschijnlijk een onjuiste mening is. In de eerste plaats levert relatief recent onderzoek het inzicht op dat terroristen doorgaans geen waanzinnige, irrationele figuren zijn, misschien wel instrumenten van ‘het kwaad’, maar geen geheel ‘onherleidbare’ figuren die alleen maar vanuit het kwaad handelen. Er liggen juist authentiek morele en religieuze overtuigingen ten grondslag aan veel terroristische acties.[14] In de tweede plaats geven verschillende onderzoekers aan dat het religieus commitment van met name moslim terroristen doorgaans zeer groot is. Een beweging als Al-Qaeda bijvoorbeeld – de term ‘beweging’ is eigenlijk niet terecht, Al Qaeda is deels een netwerk van ‘cellen’, deels alleen maar een naam geplakt op groepjes die hooguit zich geïnspireerd voelen door het radicale gedachtegoed van Osama bin Laden en al-Zawahiri – heeft wezenlijk een sterk religieuze missie.[15] (hoewel er in de literatuur tot voor kort relatief weinig aandacht aan de religieuze dimensie van terroristische bewegingen is besteed)[16]. Veel islamistisch terrorisme, zo is te zeggen, is zelfs te interpreteren als een weg naar religieuze verlossing.[17] In de derde plaats ga ik ervan uit dat het herleiden van terroristische acties tot onbegrijpelijkheid ons jammer genoeg verhindert kennis te nemen van de – inderdaad, toch wel duistere en verschrikkelijke – gronden voor terrorisme, terwijl die kennis wel heel nuttig kan zijn[18] De Spaanse antropoloog Joseba Zulaika meent zelfs dat de algemene neiging om terroristen als onbegrijpelijke monsterlijke wezens af te schilderen, de neiging dus om hen ‘gezichtsloos’ te maken, doorbroken moet worden en dat we de terroristen – geen zelfmoordterroristen – een gezicht moeten geven.[19]

6. Ondertussen, in dit boek kan ik niet uitgebreid ingaan op de mogelijkerwijs religieuze motivaties van specifieke terroristen. Nee, de uiteindelijke inzet in deze studies is om enige grip te krijgen op de paradoxaliteit van het religieuze geloof, de paradoxaliteit dat religie én een vredelievende gerichtheid is, én, zoals we nog zullen zien, in het bijzonder door de wil tot onderwerping aan God kan leiden tot verschrikkelijke heilige handelingen als moord, terreur en andere verschrikkingen. Zie het motto aan het begin van deze inleiding.

7. De in de nabije toekomst hopelijk te plaatsen studies zijn ongeveer als volgt opgebouwd:

I. VAN RELIGIE EN RELIGIONISTEN

Voordat we over religie en geweld kunnen spreken moeten we wat voorwerk doen. Want we moeten eerst vaststellen of het wel mogelijk is om van ‘religie’ als een generiek begrip en een verschijnsel te kunnen spreken. En: moeten we dus ook kunnen stellen wat religie is. Want er bestaan auteurs, bijvoorbeeld de Schotse godsdienstwetenschapper Timothy Fitzgerald en de Amerikaanse cultureel-antropoloog Talal Asad, die vinden dat ‘religie’ een te abstract begrip is, en dat religie als zodanig niet bestaat, dat religie in de grond van de zaak een alleen in het denken en de politieke verbeelding bestaande illusionaire constructie is. Indien zij gelijk hebben, zou je kunnen denken dat, als religie niet bestaat we ook niet over een mogelijke relatie tussen religie en geweld kunnen spreken. Ik meen dat dat wel kan. In deze studie zal ik de positie innemen dat het niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk is om over het generieke begrip religie te spreken, en dat het mogelijk is om religie zo te omschrijven dat we kunnen indenken dat er een relatie bestaat tussen religie en geweld.

II. VAN GEWELD EN GEWELDENAREN

Ook deze studie is eigenlijk ‘voorwerk’: we moeten kunnen vaststellen wat geweld is, een begrip dat, zo zullen we zien, minstens zo complex (en omstreden) is als het begrip ‘religie’. In deze studie zal ik beginnen met aangeven dat, om de wortel van alle mogelijke vormen van geweld te kunnen zien, we geweld allereerst ontologisch moeten definiëren. Geweld, zo zal ik aangeven, is te beschouwen als een mechanisme dat in de dieptestructuren van de samenleving, in de ‘fabric’ van het menselijk samenleven tot zelfs in de menselijke communicatie (taal) aanwezig is (N.B. geweld zien we in deze studie als een gestalte van erfzonde). Wanneer we geweld zo diep localiseren in het ‘zijn’, zo diep dat we bijvoorbeeld geweld kunnen localiseren als een vorm van structureel geweld gelegen in de symboliek van wereldbeschouwingen en religies, kunnen we beter de meer concrete geweldsvormen gaan identificeren en begrijpen als mogelijk steeds ontregelender wordende manifestaties van het ontologische geweld! (en kunnen we beginnen met te begrijpen dat geweld op een glijdende schaal ligt en dat we op die schaal mogelijk een onderscheid kunnen gaan maken tussen geweld dat min of meer onvermijdelijk of zelfs noodzakelijk plaatsvindt en geweld dat vooral destructief en kwaad is).

III. VAN HET OFFER EN VAN SLACHTOFFERS

Volgens onder anderen Durkheim, ‘vader’ van de moderne sociologie, is een religie alleen te begrijpen wanneer men het begrip en de werkelijkheid van het sacrificiële handelen begrijpt. Het offer, zou men kunnen zeggen is/was in alle religie de heilige plaats en tijd waarop en het heilige middel waarmee religieuze gelovigen contact leggen met God. Aan het offer kunnen we zien dat gelovig zijn altijd betekent dat er iets opgegeven, weg gegeven, iets wat dierbaar is, wat belangrijk is, soms misschien wel het eigen wereldlijke bestaan ...! In deze studie worden enkele theorieën over offeren kort aangeduid, en vervolgens aangegeven dat vanuit een seculier perspectief offeren gepaard kan gaan met geweld, dat, anders gezegd, offeren slachtoffers maakt (en dat dus het offer het mechanisme is dat zou kunnen maken dat religie inherent potentieel gewelddadig is)

IV. VAN MARTELAREN EN VAN MYSTICI

In deze studie wordt de offergedachte die wezenlijk, essentieel lijkt te zijn voor alle religie – hoe stellig kan met het zeggen tegen al die diegenen die menen dat religie geen ‘wezen’ kent? – wordt die gedachte in verband gebracht met twee op het eerste gezicht radicaal uiteenlopende religieuze ‘types’, met de martelaar en met de mysticus. Ik ga kort in op vormen van oud (christelijk) martelaarschap én op ‘nieuwe martelaren’, dat is op het (zelf)moordende martelaarschap van islamitische zelfmoordterroristen, om vervolgens te betogen dat er een onderhuidse overeenkomst bestaat tussen martelaars en mystici: beiden zoeken in totale onderwerping een vorm van verlossing, ook de moderne (zelf)moordende martelaar!

V. VAN ABRAHAM, VAN ISAÄK (EN VAN ISMAËL)

In deze studie focus ik me op Genesis 22, op de tekst die het offer van Abraham wordt genoemd, en offer is het, in die zin dat Abraham gevraagd wordt zijn zoon Isaäk te offeren en tegelijk in zekere zichzelf, zijn hoop en leven dreigt te gaan offeren. Geeft die tekst aan, zoals bijvoorbeeld Richard Dawkins regelmatig in interviews zegt, dat alle religie een potentieel tot terreur heeft? Of kunnen we het offer van Abraham verdedigen zoals Kierkegaard dat deed in Vrees en Beven als een waarlijk hoogtepunt van de religie, of heeft Levinas gelijk dat Kierkegaard’s interpretatie van het offer als een teken dat religie alle ethiek overtreft, een uiterst gevaarlijke visie is? In dit hoofdstuk ga ik met verwerking van meerdere recente interpretaties in op de betekenis van Genesis 22 voor de vraag of de God die een offer vraagt van Abraham werkelijk een ‘God van terreur’ is.

VI. VAN VERANDERING

In bovenstaande studies kwam naar voren dat in religie wel degelijk een geweldspotentieel ligt. Maar ondertussen weten we niet alleen dat religie niet alleen gewelddadig hoeft te zijn, maar dat religies tot op zekere hoogte ook gezien kunnen worden als pogingen tot ‘verlossing’ van het kwaad dat geweld vaak is: de vraag is: hoe komt religie uit de ‘bankring’ van het geweld waarin ze zelf in opgesloten ligt? In deze nabeschouwing zal ik eindigen met een buitengewoon hoogmoedige gedachte, namelijk met de gedachte dat religie moet veranderen.

Tot slot: de principes die aan de bovenstaande gedachten in de nog te plaatsen studies ten grondslag in de vorm van stellingen:

1. Over religie als generiek begrip kan gesproken en gedacht worden.

1.1. Het is onzinnig om te menen dat religie niet bestaat.

1.2. Als men over religie nadenkt, kan men beginnen met na te denken over empirisch beschrijfbare religies, maar kan men ook beginnen met nadenken en beschouwingen over religie (H. de Vries).

1.3. Waar we overigens in deze studies over religie spreken en denken, staat op de achtergrond een beeld van de monotheïstische religies, christendom, islam, jodendom. Het spreken en denken over religie is onvermijdelijk westers bevooroordeeld.

2. Over geweld als generiek begrip kan gesproken en gedacht worden.

2.1. Geweld kan ontologisch gedefinieerd worden als ‘reductie van zijn (W. Schinkel).

2.2. Theologisch gezien is geweld een uiting van erfzonde: geweld ligt besloten in de dieptestructuren van het menselijk (samen-)leven (M. Hewitt Suchocki).

2.3. Er zijn meerdere hoofdvormen van geweld: privaat fysiek geweld, staatsgeweld en structureel geweld (W. Schinkel).

2.3.1. Een vorm van structureel geweld is symbolisch geweld (van bijvoorbeeld een levensbeschouwing of religie).

2.4. Uitingen van geweld bevinden zich op een glijdende schaal (van minder tot meer onvermijdelijk en noodzakelijk kwaad).

3. Religie heeft een uiterst ambivalente houding ten opzichte van geweld.

3.1. Religie is te interpreteren als een vorm van verklaring van geweld en daarmee als een belofte van verlossing van geweld, en als een vorm van geweldsuitoefening. Religie als een poging om geweld te verklaren en uit de weg te ruimen, plaatst religie in de bankring van geweld (R. Girard).

4. Het geweldspotentieel in religie ligt in de gedachte van de onderwerping aan God.

4.1. De weg naar zich onderwerpend contact met God is ‘het offer’.

4.2. Religie is geen religie wanneer er niet sprake is van offer en opgave.

4.3. Twee hoofdgestalten van ‘offeren’ zijn ‘de martelaar’ en ‘de mysticus’.

4.4. Ook de nieuwe martelaren, zelfmoordterroristen, zijn (vaak) te beschouwen als naar verlossing verlangende gelovigen.

5. Religie is geen ethiek.

6. Versterking van ‘de vrede van religie’ geschiedt door meer inzicht te krijgen in ‘het geweld van religie’.

[1] Paul Cliteur, Het monotheïstisch dilemma, Amsterdam: Arbeiderspers 2010, 9 en passim.

[2] Anton van Harskamp, “‘Lieve’ religie, verzoening en civil society”, in: Religie, Politiek & Civil Society: Verzoening of Verzet? Red. Has Klerx/Annemarie Hinten-Nooijen, Nijmegen: Valkhof Pers 2010, 55-66.

[3] Ter Haar, Gerrie, ‘Religion: Source of Conflict or Resource for Peace?’ in: Ter Haar, Gerrie en James J. Busuttil eds., Bridge or Barrier: Religion, Violence and Visions for Peace, Leiden etc.: Brill 2005, 3-34, hier: 8v.

[4] Hector Avalos, ‘Explaining Religious Violence: Retrospects and Prospects’, in: The Blackwell Companion to Religion and Violence, ed. Andrwe R. Murphy, Malden MA etc.: Wiley-Blackwell 2011, 137-146.

[5] Marjorie Hewitt Suchocki, The Fall to Violence: Original Sin in Relational Theology, New York: Continuum 1995.

[6] Smith, Jonathan Z., ‘Religion, Religions, Religious’, in: Id., Relating Religion: Essays in the Study of Religion, Chicago/London: The University of Chicago Press 2004, 179-196.

[7] Fitzgerald, Timothy, Discourse on Civility and Barbarity: A Critical History of Religion and Related Categories, Oxford etc.: Oxford University Press 2007, 17vv.

[8] Scheper-Hughes, Nancy en Philippe Bourgois, ‘Introduction: Making Sense of Violence’, in: Id. eds., Violence in War and Peace, Oxford etc.: Blackwell 2004, 1-32, hier: 1vv.

[9] Verhoeven, Cornelis, Een cultuur van geweld: Kritische essays, Leende: Damon 2000, 12vv.

[10] Eagleton, Terry, Holy Terror, Oxford etc.: Oxford University Press, 2005, 92.

[11] Furedi, Frank, Invitation to Terror: The Expanding Empire of the Unknown, London etc.: Continuum 2008.

[12] Id., xi; Spiegel, James S., ‘Advocating for the Devil: Hearing Al Qaeda’s Case Against the United States’, <http://moses.creighton.edu/JRS/2003/2003-11.html> geraadpleegd 2 oktober 2008.

[13] Aldus: Clack, Beverley en Brian R. Clack, ‘The Philosophy of Religion in an Age of Terror: What is To Be Done?’, <religioncompass.worldpress.com/2008/03/06/the-philosophy-of-relgion-in-an-age-of-terror-what-is-to-be-done>, geraadpleegd 2 oktober 2008.

[14] Atran, Scott, ‘The Moral Logic and Growth of Suicide Terrorism’, in: The Washington Quarterly 29 (2006) nr. 2, 127-147; vgl. Id., ‘Genesis of Suicide Terrorism’, in: Science, Vol. 229 (7 March 2003).

[15] Moghadam, Assaf, ‘Suicide Terorism, Occupation, and the Globalization of Martyrdom: A Critique of Dying to Win’, in: Studies in Conflict and Terrorism 29 (2006) 707-729, hier: 716.

[16] Bromley, David G. en J. Gordon Melton in hun ‘Prologue’ van de door hen geredigeerde bundel Cults, Religion, and Violence, Cambridge etc.: Cambridge University Press 2002, XIV.

[17] Hafez, Mohammed M., ‘Dying to be martyrs: the symbolic dimension of suicide terrorism’, in: Pedahzur, Ami ed., Root Causes of Suicide Terrorism: The Globalization of Martyrdom, London etc.: Routledge 2006, 54-81, hier: 61vv.

[18] Spiegel (nt. 12).

[19] Zulaika, Joseba, ‘The Anthropologist as Terrorist’, in: Scheper-Hughes, Nancy en Philippe Bourgois eds., Violence in War and Peace, Oxford etc.: Blackwell 2004, 416-119.